Doorgaan naar hoofdcontent

Posts

Posts uit april, 2025 tonen

Sneeuwklokjes

Je kunt schrijven met pen en potlood op papier – dat is de meest voorkomende vorm. Maar als de omstandigheden erom vragen, kan het ook met andere middelen. Chr.J. van Geel geeft een kort overzicht van de mogelijkheden in het zakelijke tekstje ‘Schrijven’:        SCHRIJVEN        Je kunt schrijven met schelpen en met               gruis van schelpen,        met denneappels, met mos, in mos,               met sneeuwklokjes of        met krokussen (even wachten), in zand               en met bakstenen. Van Geel wist waarover hij het had. Schrijven met schelpengruis kende hij uit eigen waarneming, zo blijkt uit dit korte gedicht: ...

Helderheid

Op 19 juni 1973 stuurde Chr.J. van Geel een brief aan T. van Deel, met daarin ook een net geschreven gedicht. Het is nooit door hem gepubliceerd. Niet lang daarna werd hij ziek, en stierf hij, in het voorjaar van 1974. In 1999 maakt drukker Ser Prop er een bibliofiele uitgave van.        ZORG OM VOGELS        Ik maakte in de zon        de waterbekkens schoon        waaruit de vogels drinken.        Zand veegde ik, dor blad,        verdroogd zwart zaad uit wat        een gootsteen was geweest.        Ik goot het hardsteen vol,        de omgekeerde schaal        asbest, ik goot hem vol       ...

Pleizier

Er was eens een meisje dat ’s avonds laat aanklopte bij het kasteel van een oude koning en koningin. Ze was moe en doorweekt. Ze zei dat ze een prinses was. Het vorstenpaar liet haar binnen en gaf haar een bed met twintig matrassen en daarbovenop twintig donzen dekbedden. Onder de onderste matras had de oude koningin stiekem een kleine erwt gelegd.        De volgende morgen klaagde de bezoekster dat ze de hele nacht geen oog dicht had gedaan. Het leek wel alsof ze op een steen had gelegen. De koning en de koningin wisten toen genoeg: dit meisje moest wel een echte prinses zijn – en dus de ideale huwelijkskandidaat voor hun zoon.        Zo gaat het in ‘De prinses op de erwt’, het sprookje van Hans Christian Andersen. Hooggeplaatste adellijke personen zijn gevoelig voor de kleinste dingen, dat weet iedereen. Het geldt ook voor de koningin in het volgende sprookje – niet van Andersen, maar van Chr.J. van Geel: ...

Bekeuring

In juni 1958 verscheen S pinroc en andere verzen , de debuutbundel van Chr.J. van Geel. Een half jaar later wilde W. Hoffmann, een journalist van het Algemeen Dagblad , hem daarover interviewen. Maar, zo schreef Hoffmann, “Van Geel houdt niet van interviews. Die doen hem ‘aan bekeuringen denken, en – al is de agent geschikt – de situatie blijft onbehaaglijk.’” Het interview verliep daarom schriftelijk. In een klein hoekje van de kunstpagina van dinsdag 30 december 1958 wijdde Hoffmann een paar woorden aan Spinroc (“een omvangrijke bundel die treft door niveau en oorspronkelijkheid”) en deed hij een kleine greep uit de antwoorden die Van Geel hem had toegestuurd. Hieronder volgt de eerste vraag, en het eerste antwoord: – Wanneer en hoe kwam u tot schrijven? – Wie let daar nu op. • Foto door Wil van de Leijgraaf

Kibitke

Toen zijn huis in Groet was afgebrand, op 11 februari 1972, kreeg Van Geel tijdelijk een huis in Bergen. Op de vraag wat hij als eerste nodig had, antwoordde hij: gordijnen, een schrijfmachine – en een Van Dale. Natuurlijk. Dichters houden van woorden, en van woordenboeken. Van Geel keek er dagelijks in en noteerde altijd van alles. Dit is een gedicht uit 1950, nooit gepubliceerd:        VAN DALE(N)        Een russisch rijtuig        zonder veren        op vier lage wielen        met mattenbekleedsel        als huif        Een tent               uit dierenhuiden               Tartaren  ...

Cent

In de jaren zestig van de vorige eeuw schreef Chris van Geel een gedicht over een boomstronk. Het verscheen in oktober 1969 in het tijdschrift Hollands maandblad , en het werd twee jaar later, in 1971, opgenomen in de bundel Het Zinrijk . Het ging over een grote, naast de weg aangetroffen, uit de grond opgegraven stomp. De stam van de boom was er niet meer. Die was mogelijk afgezaagd, of in een storm afgebroken. Daarna zal men de knoest, met de eraan vastzittende boomwortels, uit de grond omhoog hebben getrokken en, zoals men dat vaak doet met stronken, op zijn zij hebben gelegd.        UITGEGRAVEN STRONK        De stam ontbreekt, niets dan een knoest,        een wortel biedt hier inzicht in        zijn voet, hij reikt hoog boven mij.        Ik heb er een cent ingelegd,      ...

Adelaar

Chris van Geel (1917-1974), geboren en getogen in Amsterdam, was een stadsjongen, met aanvankelijk weinig oog voor de natuur. “Hij was eerst een dichter van de binnenkamer, van de stad, van het intellectuele plezier van spelen met de poëzie” zei Thérèse Cornips daarover, in haar boek met herinneringen ( Met een bevroren jas en een geleend tientje , 2015). Maar in de loop van de jaren vijftig van de vorige eeuw begon hij de overeenkomsten te zien tussen zijn eigen geest en de natuur die hem omringde, in Groet, waar hij sinds 1946 woonde. “Toen hij verder ging kijken dan het tapijt, toen zag hij de parallellen met zijn bestaan: de bomen en de luchten, dat werden zijn bronnen.” Gebeurde dat onder invloed van Cornips, die sinds 1952 met hem samenwoonde? “Je zou kunnen zeggen dat hij daar via mij achter is gekomen, omdat ik nu eenmaal iemand was die daar erg mee leefde, maar zoiets gebeurt natuurlijk niet omdat iemand, ik, dat ineens tegen hem zegt. Dat is iets wat hem door mijn manier van ...

Surprise

In Barbarber 87, december 1971, verscheen dit tekstje van Chris van Geel:        SURPRISE        Hee, daar bevind ik mij tussen Meta van IJzer en Maria van der Steen. De verrassing van de titel zal wel zitten in het dicht naast elkaar voorkomen van de stofnamen ijzer en steen. De bijkomende gedachte zou kunnen zijn dat je, als je je daartussen bevindt, klem zit, en misschien wel platgedrukt wordt.        Ik heb een tijdlang gedacht dat het een stem uit het graf zou kunnen zijn: hier spreekt een dode die er op het kerkhof, in zijn kist van hout, achter komt dat hij tussen een vrouw van ijzer en een vrouw van steen is neergelegd.        Dezelfde opzet vinden we in het gedicht dat Van Geel schreef over het graf, in Bergen, van de door hem zeer gewaardeerde Eddy du Perron. Ook hier wordt de hoofdpersoon niet genoemd, maar wel de buren waar hi...

Bleirup

In Brieven 1962-1974 is de correspondentie opgenomen tussen Judith Herzberg en Chris van Geel. Het boek verscheen in 2018. De brieven, voorzover bewaard gebleven, 112 in totaal, werden bezorgd en van aantekeningen voorzien door Marsha Keja. Op 12 mei 1962 schreef Van Geel een lange brief aan Herzberg en haar toenmalige echtgenote Huyck van Leeuwen. Daarin stond een raadselachtige passage, over een raadselachtige passage in een eerdere brief van Herzberg die Van Geel niet goed kon thuisbrengen:         Wij hebben niets zien overvaren, ook niet         als ik zou kunnen lezen wat Bleirup         is – Judith schrijft toch uiterst duidelijk en          rustig/mooi – Zeppelin, ballon, God,         kunstmaan? We lezen daarbij geen krant. Wie of wat is Bleirup? Overigens denk ik dat Van Geel niet ‘Bleirup’ schreef, maar ‘Blémp’. Daarmee krij...

Wrak

Hier volgt een gedicht van Chr.J. van Geel. Het is geschreven vóór mei 1967, want toen verscheen het in het tijdschrift De Gids . Een paar jaar later, in 1971, nam hij het op in zijn bundel Het Zinrijk :        WRAK VOOR DE KUST, ’S ZOMERS        Op lichte deining veert de spiegel        om het versleten schip dat zonk.        Soms scheuren ruggen van dolfijnen        eentonig het ondiepe water. Afstand, scherpe waarneming, een sfeer van verstilling – die combinatie is in veel van de gedichten van Van Geel aanwezig. Een enkel moment dat even uit de tijd wordt getild.        We kijken hier vanaf de kust uit over de zee. Het gedicht speelt zich (zie de titel) in de zomer af. Dan is de zee kalmer dan in andere jaargetijden. De waterspiegel beweegt niet veel: “op lichte dei...

Bedeldeun

De poëzie ligt op straat. En Chris van Geel had er een goed oog en oor voor, zoals voor alles wat spontaan, onbewust en ongekunsteld was. De volgende regels werden opgevangen op straat in Middelharnis, uit de mond van een halfwijze bedelares, door vrienden van Enno Endt, waarschijnlijk omstreeks 1950. Zo kreeg Van Geel, bevriend met Endt, het ook te horen. Hij nam het meteen over en maakte er een gedicht van:        ’k Heb kalk in mijn hoofd,        hoor je ’t rammelen,        hoor je ’t rammelen,        maak je ’t goed?        Heb je niet een paar kousen,        niet een lapje of een hoed,        hoor je ’t rammelen,        hoor je ’t goed? Pas tien jaar later stuurde hij het anoniem naar Barbarber...

Petit Beurre

“Van Geels precieuze krabbels ontroeren soms, vaak moet je er om grinniken. Maar het belangrijkste is: ze brengen je in een goed humeur.” Dat schreef G. Brands over de tekeningen van Chr.J. van Geel, bijna altijd op correspondentiekaarten (formaat 10,5 x 14,85 cm), van padden en vogels, en van alledaagse voorwerpen als schoenen, tafels en stoelen.        Het gold ook voor zijn zogenaamde dikdoeners, kaartjes waar hij iets had opgeplakt. “Dingetjes uit een Japans wondervisje, een stukje ijzerdraad, vogelveertjes, boomschors, restjes wol, een platgereden pad en andere onooglijke zaken waar de mens doorgaans achteloos aan voorbijgaat.” Het is “aandacht voor het gewone dat ongewoon is”.        Diezelfde aandacht spreekt uit zijn korte gedichten en prozateksten. Dit is er een van, afgedrukt in Barbarber , in augustus 1968:        PETIT BEURRE       ...

Gandhi

In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij zal...

Consi

Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daar ...