Hier volgt een gedicht van Chr.J. van Geel. Het is geschreven vóór mei 1967, want toen verscheen het in het tijdschrift De Gids. Een paar jaar later, in 1971, nam hij het op in zijn bundel Het Zinrijk:
WRAK VOOR DE KUST, ’S ZOMERS
Op lichte deining veert de spiegel
om het versleten schip dat zonk.
Soms scheuren ruggen van dolfijnen
eentonig het ondiepe water.
Afstand, scherpe waarneming, een sfeer van verstilling – die combinatie is in veel van de gedichten van Van Geel aanwezig. Een enkel moment dat even uit de tijd wordt getild.
We kijken hier vanaf de kust uit over de zee. Het gedicht speelt zich (zie de titel) in de zomer af. Dan is de zee kalmer dan in andere jaargetijden. De waterspiegel beweegt niet veel: “op lichte deining veert de spiegel”. Vlak voor de kust ligt een wrak, het wrak van “het versleten schip dat zonk”. De restanten van dat schip steken boven het water uit. Misschien niet altijd, maar nu wel, nu het water ondiep is. Misschien is het eb.
Rond de uitstekende restanten van het wrak spoelt het water van de zee kalm af en aan. Het zal, door de wiegende beweging, een licht doezelend, en slaapverwekkend effect hebben op de toeschouwer – en dan vanzelf ook op de lezer van deze regels. Bij dit lome tafereel voegen zich dan nog de bewegingen van een paar dolfijnen, met hun bekende soepele op- en neergaande, bijna dansende zwemstijl.
Het is een rustgevend plaatje, waarin alleen het woord ‘scheuren’ nog voor wat onrust kan zorgen. Het zal een beeld zijn voor wat de dolfijnen met hun bewegingen teweegbrengen in het gladde wateroppervlak: dat lijkt te scheuren, zoals een vel papier kan scheuren. Het doet er voor de beleving van het gedicht niet veel toe, maar ik vroeg het me toch af: waar zou deze strandscène zich hebben afgespeeld? Op grond van die zomer en die dolfijnen denk je al gauw aan warme, zuidelijke streken. Maar Van Geel reisde niet of nauwelijks, en al helemaal niet naar het buitenland. Dus misschien zag hij het wrak op een foto, of had hij het voorbij zien komen in een film. Of, dat kan ook heel goed, bij een graag dromende en doezelende dichter als Van Geel: in de verbeelding.
In december vorig jaar verschenen er berichten in de pers dat er op het strand van Camperduin, Noord-Holland, grote stukken roestend ijzer waren gevonden. Aanvankelijk dachten sommigen dat er iets aangespoeld was, maar het bleek te gaan om resten van een scheepswrak dat daar al heel lang lag en ligt.
Het is het overblijfsel van een Engels oorlogsschip, HMS Prince George, gebouwd in 1895. Het werd in 1916 al als verouderd beschouwd en door de Britse marine afgedankt. Na nog een paar jaar dienst te hebben gedaan als hospitaalschip en depotschip werd het versleept naar een werf in Duitsland om daar gesloopt te worden. Maar op weg daarnaartoe kwam het in een storm terecht. Het slagschip liep op 28 december 1921, om ongeveer half zeven in de avond, aan de grond, op de tweede zandbank, bij pier 24, bij het zuidelijkste puntje van de Hondsbossche Zeewering.
In de jaren daarna werd besloten het slooprijpe schip te ontdoen van alles wat nog waardevol en bruikbaar was, voor zover dat door jutters al niet gedaan was. Het restant mocht blijven liggen om te dienen als gratis extra golfbreker tussen de echte golfbrekers. “Tientallen decennia lang was de Prince George het meest bekeken wrak van Nederland”, lees ik op de website van het Regionaal Archief Alkmaar.
Daar kwam een einde aan in 2014. De oude Hondsbossche Zeewering bleek al een tijd niet meer aan de veiligheidsnormen te voldoen. De dijk moest verbeterd worden. Dat betekende in de praktijk: ingepakt worden in een brede strand- en duinstrook, met behulp van vijfendertig miljoen kuub zand, opgezogen van de zeebodem. Zo verdween eind juli 2014 de Prince George helemaal onder het zand. Het in 1921 gezonken, vastgelopen, en volledig ontmantelde wrak kreeg na bijna honderd jaar alsnog een graf.
Dat zou een mooi einde zijn geweest. Maar in de daaropvolgende jaren werd door stormen en sterke zeestroming veel opgespoten zand van de kustverbreding weer weggeslagen. In december 2024 kwamen de resten van het schip opnieuw uit het zand tevoorschijn – als een hand die uit het graf steekt.
Het is, denk ik nu, heel goed mogelijk dat dit scheepswrak het scheepswrak is dat Chris van Geel zestig jaar geleden heeft zien liggen. Niet in een tropische streek, niet op een foto of in een film of in zijn droom, maar gewoon voor de deur. Hij woonde in Groet, hij kwam geregeld op het strand in Camperduin en hij sloeg af en toe ook wel eens de richting van Petten in, langs de Hondsbossche Zeewering – en zal dan het wrak hebben gezien, op een mooie zomerdag, in een kalme zee.
Zijn formulering “het versleten schip dat zonk” sluit goed aan bij wat we weten van de geschiedenis van de Prince George. En ook de wat merkwaardige formulering “eentonig” voor de zwembewegingen van de dolfijnen krijgt nu een logische betekenis. Die dingen die daar af en toe boven de golven van de kalme zee uitstaken waren niet eentonig op en neer gaande ruggen van dolfijnen, maar de stil in het zand staande resten van het schip die van tijd tot tijd zichtbaar werden omdat de zee er in een regelmatige, “eentonige”, beweging langs golfde – door de dichter vergeléken met de ruggen van dolfijnen.
Op een paar honderd meter van de plek waar het schip in 1921 verging, is sinds de zomer van 2023 een ‘beach restaurant’ gevestigd. Het is volgens de eigen website “gelegen aan een pittoresk stukje strand in Camperduin” en het is “de perfecte bestemming voor het ultieme dagje relaxen en genieten.” In het logo van het restaurant is de afbeelding van een schip opgenomen. Het is het schip dat ook de naam gaf aan dit strandpaviljoen: Prince George.
WRAK VOOR DE KUST, ’S ZOMERS
Op lichte deining veert de spiegel
om het versleten schip dat zonk.
Soms scheuren ruggen van dolfijnen
eentonig het ondiepe water.
Afstand, scherpe waarneming, een sfeer van verstilling – die combinatie is in veel van de gedichten van Van Geel aanwezig. Een enkel moment dat even uit de tijd wordt getild.
We kijken hier vanaf de kust uit over de zee. Het gedicht speelt zich (zie de titel) in de zomer af. Dan is de zee kalmer dan in andere jaargetijden. De waterspiegel beweegt niet veel: “op lichte deining veert de spiegel”. Vlak voor de kust ligt een wrak, het wrak van “het versleten schip dat zonk”. De restanten van dat schip steken boven het water uit. Misschien niet altijd, maar nu wel, nu het water ondiep is. Misschien is het eb.
Rond de uitstekende restanten van het wrak spoelt het water van de zee kalm af en aan. Het zal, door de wiegende beweging, een licht doezelend, en slaapverwekkend effect hebben op de toeschouwer – en dan vanzelf ook op de lezer van deze regels. Bij dit lome tafereel voegen zich dan nog de bewegingen van een paar dolfijnen, met hun bekende soepele op- en neergaande, bijna dansende zwemstijl.
Het is een rustgevend plaatje, waarin alleen het woord ‘scheuren’ nog voor wat onrust kan zorgen. Het zal een beeld zijn voor wat de dolfijnen met hun bewegingen teweegbrengen in het gladde wateroppervlak: dat lijkt te scheuren, zoals een vel papier kan scheuren. Het doet er voor de beleving van het gedicht niet veel toe, maar ik vroeg het me toch af: waar zou deze strandscène zich hebben afgespeeld? Op grond van die zomer en die dolfijnen denk je al gauw aan warme, zuidelijke streken. Maar Van Geel reisde niet of nauwelijks, en al helemaal niet naar het buitenland. Dus misschien zag hij het wrak op een foto, of had hij het voorbij zien komen in een film. Of, dat kan ook heel goed, bij een graag dromende en doezelende dichter als Van Geel: in de verbeelding.
In december vorig jaar verschenen er berichten in de pers dat er op het strand van Camperduin, Noord-Holland, grote stukken roestend ijzer waren gevonden. Aanvankelijk dachten sommigen dat er iets aangespoeld was, maar het bleek te gaan om resten van een scheepswrak dat daar al heel lang lag en ligt.
Het is het overblijfsel van een Engels oorlogsschip, HMS Prince George, gebouwd in 1895. Het werd in 1916 al als verouderd beschouwd en door de Britse marine afgedankt. Na nog een paar jaar dienst te hebben gedaan als hospitaalschip en depotschip werd het versleept naar een werf in Duitsland om daar gesloopt te worden. Maar op weg daarnaartoe kwam het in een storm terecht. Het slagschip liep op 28 december 1921, om ongeveer half zeven in de avond, aan de grond, op de tweede zandbank, bij pier 24, bij het zuidelijkste puntje van de Hondsbossche Zeewering.
In de jaren daarna werd besloten het slooprijpe schip te ontdoen van alles wat nog waardevol en bruikbaar was, voor zover dat door jutters al niet gedaan was. Het restant mocht blijven liggen om te dienen als gratis extra golfbreker tussen de echte golfbrekers. “Tientallen decennia lang was de Prince George het meest bekeken wrak van Nederland”, lees ik op de website van het Regionaal Archief Alkmaar.
Daar kwam een einde aan in 2014. De oude Hondsbossche Zeewering bleek al een tijd niet meer aan de veiligheidsnormen te voldoen. De dijk moest verbeterd worden. Dat betekende in de praktijk: ingepakt worden in een brede strand- en duinstrook, met behulp van vijfendertig miljoen kuub zand, opgezogen van de zeebodem. Zo verdween eind juli 2014 de Prince George helemaal onder het zand. Het in 1921 gezonken, vastgelopen, en volledig ontmantelde wrak kreeg na bijna honderd jaar alsnog een graf.
Dat zou een mooi einde zijn geweest. Maar in de daaropvolgende jaren werd door stormen en sterke zeestroming veel opgespoten zand van de kustverbreding weer weggeslagen. In december 2024 kwamen de resten van het schip opnieuw uit het zand tevoorschijn – als een hand die uit het graf steekt.
Het is, denk ik nu, heel goed mogelijk dat dit scheepswrak het scheepswrak is dat Chris van Geel zestig jaar geleden heeft zien liggen. Niet in een tropische streek, niet op een foto of in een film of in zijn droom, maar gewoon voor de deur. Hij woonde in Groet, hij kwam geregeld op het strand in Camperduin en hij sloeg af en toe ook wel eens de richting van Petten in, langs de Hondsbossche Zeewering – en zal dan het wrak hebben gezien, op een mooie zomerdag, in een kalme zee.
Zijn formulering “het versleten schip dat zonk” sluit goed aan bij wat we weten van de geschiedenis van de Prince George. En ook de wat merkwaardige formulering “eentonig” voor de zwembewegingen van de dolfijnen krijgt nu een logische betekenis. Die dingen die daar af en toe boven de golven van de kalme zee uitstaken waren niet eentonig op en neer gaande ruggen van dolfijnen, maar de stil in het zand staande resten van het schip die van tijd tot tijd zichtbaar werden omdat de zee er in een regelmatige, “eentonige”, beweging langs golfde – door de dichter vergeléken met de ruggen van dolfijnen.
Op een paar honderd meter van de plek waar het schip in 1921 verging, is sinds de zomer van 2023 een ‘beach restaurant’ gevestigd. Het is volgens de eigen website “gelegen aan een pittoresk stukje strand in Camperduin” en het is “de perfecte bestemming voor het ultieme dagje relaxen en genieten.” In het logo van het restaurant is de afbeelding van een schip opgenomen. Het is het schip dat ook de naam gaf aan dit strandpaviljoen: Prince George.
Reacties
Een reactie posten