.
Wie weet wat een wis is? In ‘Een wis hooi’ stuit ik op een hooiwis:EEN WIS HOOI
Ik denk hier ligt een overreden egel,
mijn zaklamp brengt een hooiwis aan het licht,
het lucht niet op, verloren gras, te dood,
te licht, met een verminkte egel zou ik
aanzienlijk minder eenzaam zijn geweest.
In het donker denkt de dichter op een overreden egel te stuiten, maar bij nader toezien blijkt het een hooiwis te zijn. Een hooiwis? Het woordenboek leert dat een wis eigenlijk een twijg is, maar ook wel de naam voor zoveel hout als men met zo'n wis (of twijg) kan samenbinden. Synoniem: bos. Een wis hout is een bos hout.
Wis is ook wel de naam voor een bosje, een kleine bundel, een handvol. Die betekenis moet hier bedoeld zijn. Als de dichter aanvankelijk denkt een overreden egel te zien, dan kan het hier om niet veel meer dan een handvol hooi zijn gegaan. Een nest, in de betekenis van “een door elkaar gewarde massa, bijvoorbeeld van haar”, zoals het Woordenboek van de Nederlandse Taal (WNT) zegt. Een pluk, in de betekenis van “vezelige, dradige, pluizige massa” (ook WNT). Een toef hooi, meer kan het niet geweest zijn.
Het wisje is “te licht”, vindt de dichter. Blijkbaar maakt het bij nadere inspectie een erg hopeloze, vergeefse, treurige indruk. De hooitoef straalt alleen maar verlies uit (“verloren gras”) en het leidt blijkbaar tot een hevig besef van nooit meer te herroepen dood (“te dood”).
Dat hier geen egellijk wordt aangetroffen zou eigenlijk reden voor opluchting moeten zijn, maar het tegendeel is het geval. Blijkbaar kan de dichter zich alleen maar een eenzame achterblijver voelen bij zoveel dood en zoveel ondraaglijke lichtheid, ook nog eens gesymboliseerd door al die beklemtoonde lichte l-lettergrepen van ‘ligt’, ‘lamp’, ‘licht’, ‘lucht, ‘loor’ (in ‘verloren’), ‘licht’ en (in ‘aanzienlijk’) ‘lijk’.
(Bewerking van ‘Wis’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Vijfde supplement’, Tirade, nummer 389, mei 2001)
Reacties
Een reactie posten