Doorgaan naar hoofdcontent

Petit Beurre

“Van Geels precieuze krabbels ontroeren soms, vaak moet je er om grinniken. Maar het belangrijkste is: ze brengen je in een goed humeur.” Dat schreef G. Brands over de tekeningen van Chr.J. van Geel, bijna altijd op correspondentiekaarten (formaat 10,5 x 14,85 cm), van padden en vogels, en van alledaagse voorwerpen als schoenen, tafels en stoelen.
       Het gold ook voor zijn zogenaamde dikdoeners, kaartjes waar hij iets had opgeplakt. “Dingetjes uit een Japans wondervisje, een stukje ijzerdraad, vogelveertjes, boomschors, restjes wol, een platgereden pad en andere onooglijke zaken waar de mens doorgaans achteloos aan voorbijgaat.” Het is “aandacht voor het gewone dat ongewoon is”.
       Diezelfde aandacht spreekt uit zijn korte gedichten en prozateksten. Dit is er een van, afgedrukt in Barbarber, in augustus 1968:

       PETIT BEURRE

       Ik weet op een stil plekje een koekje te liggen,
       verregend maar goed leesbaar.

Van Geel had een scherp oog voor koekjes, en voor wat er op koekjes te lezen viel. Zie ook zijn gedicht met de beginregel “Ik loop van honger koek te eten”, waarin hij zich tegoed doet aan “een San Francisco uit Zaandam” – een eenvoudige koekjessoort, met in elk exemplaar de soortnaam San Francisco gestempeld, van de firma Verkade, uit Zaandam.
       ‘Petit Beurre’ is de naam van een al even eenvoudig koekje. Niet uit Zaandam, maar uit Nantes, van de firma LU, zoals ook op het koekje te lezen staat, mits het niet al te zeer verregend is.
       Het Wikipedia-lemma ‘Petit Beurre’ leert ons dat het koekje 65 mm lang, 54 mm hoog en 6,5 mm dik is. Het weegt 8,33 g. Het heeft een glad oppervlak en bevat vier hoeken, 52 inkepingen aan de zijkant en 24 punten in het midden (4 rijen van 6 punten). Nooit zo op gelet. Er zijn mensen die denken dat de vier hoeken van het koekje een symbool zijn voor de vier seizoenen, de 52 inkepingen voor de 52 weken van een jaar en de 24 punten voor de 24 uren van een dag. Maar het is niet zeker of Louis Lefèvre-Utile het ook zo bedoeld heeft, in 1886, toen hij de Petit Beurre bedacht.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het kwa...

Gandhi

In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij zal...

Consi

Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daar ...