Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.
Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”
Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daar liepen Britse en Amerikaanse soldaten rond en die rookten vast Britse en Amerikaanse sigaretten. Die sigaretten vonden, stelde ik mij zo voor, via via hun weg naar het nog bezette noordelijke deel van Nederland, waar niet alleen naar eten, maar ook naar goede tabak werd gehongerd. Schaarste leidde tot hoge prijzen en zwarte handel: 5 gulden voor een Consi.
Maar zo was het niet. In de loop van 1942 was de aanvoer van tabak en andere grondstoffen in Nederland vrijwel geheel weggevallen. Alle tabaksfabrikanten moesten stoppen met de productie van hun eigen merk. Er kwam een distributieregeling voor tabak, en er mochten nog maar vier fabrieken sigaretten maken. Dat werd de eenheidssigaret Consi, een acroniem van COncentratie Nederlandse SigarettenIndustrie. Die verscheen op 1 juni 1943 op de markt.
De kwaliteit liet te wensen over. Kritische rokers lazen in de letters van het merk al gauw een afkorting van Cigaretten Onder Nationaal Socialistische Invloed. Niet lang na de introductie, in juli 1943, voerden de geallieerden hun succesvolle landing op Sicilië uit, waarop de letters door hoopvolle rokers in het bezette Nederland ook wel werden uitgelegd als Churchill Overwint Na Sicilië Italië.
Voor de Consi werd nog echte tabak gebruikt, ook al was die dan niet meer van de allerbeste kwaliteit. De Consi mag daarom niet verward te worden met de Bijsi, de Bijna-sigaret, gemaakt van surrogaattabak. En ook niet met de Buksi. Dat is de sigaret die werd gemaakt van ‘bukshag’, de restjes tabak uit op straat gevonden peuken. Om zulke tabak te verzamelen moest men zich bukken. Dat verklaart de naam, zou je denken. Maar G.L. van Lennep meldt in zijn Verklarend Oorlogswoordenboek, 1988, s.l. ‘bukshag’, dat het voorvoegsel buk- door veel mensen vroeger ook in algemenere zin werd gebruikt “om iets minderwaardigs aan te duiden”, zoals in bijvoorbeeld ‘bukpudding’. Hij wijst er verder op dat in de Eerste Wereldoorlog de naam ‘Buk’ al rondging voor namaakboter. Deze namaakboter was Bereid Uit Klappers. Klappers zijn kokosnoten.
De Consi-anekdote van Van Geel is nu wel van enige achtergrond voorzien, maar er blijft toch nog van alles te vragen.
Hoe ver was het lopen van de Herengracht, hoek Amstel, naar het Thorbeckeplein? Dat is gemakkelijk uit te zoeken. Een halve kilometer hooguit, ruim vijf minuten – niet ver, maar misschien wel voor een verzwakte jongeman.
Bij welke portier kocht hij zijn ene Consi, en bij welk etablissement?
Hoe kwam de arme, werkeloze, nog volledig onbekende kunstenaar en dichter aan het eind van de oorlog aan vijf gulden? Omgerekend naar nu: zo’n veertig euro, volgens de calculator van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
En, ook niet onbelangrijk: waarom kocht hij, sterk vermagerd en uitgehongerd, voor dat enorme bedrag één sigaret – en niet, bijvoorbeeld, een Zweeds wittebrood? “Brood, gebakken van in de hongerwinter per schip uit Zweden aangevoerd meel. Bij de eerste uitreiking van dit brood werd ook een pakje Zweedse margarine verstrekt.” (Verklarend Oorlogswoordenboek)
Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”
Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daar liepen Britse en Amerikaanse soldaten rond en die rookten vast Britse en Amerikaanse sigaretten. Die sigaretten vonden, stelde ik mij zo voor, via via hun weg naar het nog bezette noordelijke deel van Nederland, waar niet alleen naar eten, maar ook naar goede tabak werd gehongerd. Schaarste leidde tot hoge prijzen en zwarte handel: 5 gulden voor een Consi.
Maar zo was het niet. In de loop van 1942 was de aanvoer van tabak en andere grondstoffen in Nederland vrijwel geheel weggevallen. Alle tabaksfabrikanten moesten stoppen met de productie van hun eigen merk. Er kwam een distributieregeling voor tabak, en er mochten nog maar vier fabrieken sigaretten maken. Dat werd de eenheidssigaret Consi, een acroniem van COncentratie Nederlandse SigarettenIndustrie. Die verscheen op 1 juni 1943 op de markt.
De kwaliteit liet te wensen over. Kritische rokers lazen in de letters van het merk al gauw een afkorting van Cigaretten Onder Nationaal Socialistische Invloed. Niet lang na de introductie, in juli 1943, voerden de geallieerden hun succesvolle landing op Sicilië uit, waarop de letters door hoopvolle rokers in het bezette Nederland ook wel werden uitgelegd als Churchill Overwint Na Sicilië Italië.
Voor de Consi werd nog echte tabak gebruikt, ook al was die dan niet meer van de allerbeste kwaliteit. De Consi mag daarom niet verward te worden met de Bijsi, de Bijna-sigaret, gemaakt van surrogaattabak. En ook niet met de Buksi. Dat is de sigaret die werd gemaakt van ‘bukshag’, de restjes tabak uit op straat gevonden peuken. Om zulke tabak te verzamelen moest men zich bukken. Dat verklaart de naam, zou je denken. Maar G.L. van Lennep meldt in zijn Verklarend Oorlogswoordenboek, 1988, s.l. ‘bukshag’, dat het voorvoegsel buk- door veel mensen vroeger ook in algemenere zin werd gebruikt “om iets minderwaardigs aan te duiden”, zoals in bijvoorbeeld ‘bukpudding’. Hij wijst er verder op dat in de Eerste Wereldoorlog de naam ‘Buk’ al rondging voor namaakboter. Deze namaakboter was Bereid Uit Klappers. Klappers zijn kokosnoten.
De Consi-anekdote van Van Geel is nu wel van enige achtergrond voorzien, maar er blijft toch nog van alles te vragen.
Hoe ver was het lopen van de Herengracht, hoek Amstel, naar het Thorbeckeplein? Dat is gemakkelijk uit te zoeken. Een halve kilometer hooguit, ruim vijf minuten – niet ver, maar misschien wel voor een verzwakte jongeman.
Bij welke portier kocht hij zijn ene Consi, en bij welk etablissement?
Hoe kwam de arme, werkeloze, nog volledig onbekende kunstenaar en dichter aan het eind van de oorlog aan vijf gulden? Omgerekend naar nu: zo’n veertig euro, volgens de calculator van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
En, ook niet onbelangrijk: waarom kocht hij, sterk vermagerd en uitgehongerd, voor dat enorme bedrag één sigaret – en niet, bijvoorbeeld, een Zweeds wittebrood? “Brood, gebakken van in de hongerwinter per schip uit Zweden aangevoerd meel. Bij de eerste uitreiking van dit brood werd ook een pakje Zweedse margarine verstrekt.” (Verklarend Oorlogswoordenboek)
Reacties
Een reactie posten