Doorgaan naar hoofdcontent

Helderheid

.
Op 19 juni 1973 stuurde Chr.J. van Geel een brief aan T. van Deel, met daarin ook een net geschreven gedicht. Het is nooit door hem gepubliceerd. Niet lang daarna werd hij ziek, en stierf hij, in het voorjaar van 1974. In 1999 maakt drukker Ser Prop er een bibliofiele uitgave van.

       ZORG OM VOGELS

       Ik maakte in de zon
       de waterbekkens schoon
       waaruit de vogels drinken.

       Zand veegde ik, dor blad,
       verdroogd zwart zaad uit wat
       een gootsteen was geweest.

       Ik goot het hardsteen vol,
       de omgekeerde schaal
       asbest, ik goot hem vol

       en keek tot water stil
       viel uit bewegen, wist
       van helderheid geen raad.

We hoeven ons niet af te vragen waar dit gedicht over gaat, want dat staat duidelijk in de eerste regels, als in een brief: ik maakte in de zon de waterbekkens schoon waaruit de vogels drinken. Het is een klusje dat van tijd tot tijd moet gebeuren, maar in dit geval zal het echt nodig zijn geweest. Het gedicht dateert uit de tijd van de verhuizing van Van Geel naar het Vogelwater, een voormalig rusthuis dat al enige tijd niet meer bewoond was geweest. De drinkplaats zal vuiler zijn geweest dan normaal. Van Geel, vogel- en waterliefhebber, zal het, bij een huis dat ook nog eens Vogelwater heette, tot een van zijn eerste taken hebben gerekend de waterbekkens voor de vogels weer in orde te maken.
       Dus, tweede strofe, maakte hij ze eerst schoon: hij veegde het zand eruit, en het dorre blad, en het verdroogde zwarte zaad. Vervolgens, derde strofe, goot hij de bekkens vol water: de voormalige gootsteen, de hardstenen bak en de omgekeerde asbestschaal.
       En daarna valt het gedicht geleidelijk stil. Na de handelingen van het schoonmaken, het vegen en het gieten rest alleen nog het kijken, het kijken naar hoe het aanvankelijk nog schommelende water geleidelijk uitschommelt en langzaam roerloos wordt – gevangen in de mooie formulering “water viel stil uit bewegen”.
       De vele herhalingen in de eerste strofen (ik maakte – ik veegde – ik goot; gootsteen – hardsteen – goot – goot; vol – vol) en het schommelen tussen de lange o (schoon – vogels – verdroogd – gootsteen – goot – goot) en de korte (zon – dor – vol – vol) hebben een zeker wiegend effect en geven een zekere rituele rust. Ze zijn de aankondiging van de bezinking en bezinning die aan het slot optreedt: een dichter die eerst opgaat in wat hij gedachteloos doet en vervolgens in wat hij ziet, in de aanblik van langzaam stilvallend helder water in een zojuist schoongemaakte bak.
       Ik zie een dichter die geleidelijk in zijn gedachten verzinkt en die daar, als het ware op de bodem van zijn ziel, alleen maar helderheid aantreft. En daar ligt dan de grootste verrassing van dit gedicht: al die helderheid en bezinning leidt hier niet tot tevreden bezonkenheid, maar tot onrustbarende leegte, stilstand en radeloosheid. “Ik wist van helderheid geen raad.”


(Bewerking van ‘Zand, zorg, zwart zaad’ in ‘Het Van Geel Alfabet. Eerste supplement’, Tirade, nummer 383, maart 2000)


• Chr.J. van Geel in de tuin van Het Vogelwater, 1973 (foto: Elly de Waard)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...