.
In het Van Geel Archief bevindt zich een aangebrande correspondentiekaart, niet gedateerd, met daarop een tekening van een zeppelinvorm:
De vorm behoort zo te zien toe aan een dier. De twee kleine streepjes midden onder het ovaal lijken op twee pootjes. De dikke punt links vooraan suggereert een linkeroog. En de krul daaronder een mond, of een bek – met een glimlach. Je zou er een grote ronde zware goedgevulde vogel in kunnen zien. Een zeppelinvogel.
Er zitten wat vreemde strepen op de zijflank, dat wel. Zijn dat schubben? En, nog vreemder: er staan letters op het dier. Het is een vogel met shirtreclame, een vogel met een boodschap. Wie het beestje een kwartslag naar links kantelt leest
et niet gro
of
et gro niet
of
gro et niet
In het laatste geval kunnen we, als we de letters aan laten sluiten, er een imperatief in lezen:
groet niet
De vogel mag ons dan met een krul om de lippen toelachen, maar toch wordt ons gevraagd niet te groeten? Zien wij hier de groetnietvogel? Die is niet in de fauna's te vinden. Misschien is het een toespeling op Groet, de woonplaats van de dichter.
Wie de tekening nog een kwartslag verder kantelt, dus ondersteboven houdt, kan heel iets anders lezen.
In het Van Geel Archief bevindt zich een aangebrande correspondentiekaart, niet gedateerd, met daarop een tekening van een zeppelinvorm:
Er zitten wat vreemde strepen op de zijflank, dat wel. Zijn dat schubben? En, nog vreemder: er staan letters op het dier. Het is een vogel met shirtreclame, een vogel met een boodschap. Wie het beestje een kwartslag naar links kantelt leest
et niet gro
of
et gro niet
of
gro et niet
In het laatste geval kunnen we, als we de letters aan laten sluiten, er een imperatief in lezen:
groet niet
De vogel mag ons dan met een krul om de lippen toelachen, maar toch wordt ons gevraagd niet te groeten? Zien wij hier de groetnietvogel? Die is niet in de fauna's te vinden. Misschien is het een toespeling op Groet, de woonplaats van de dichter.
Wie de tekening nog een kwartslag verder kantelt, dus ondersteboven houdt, kan heel iets anders lezen.
In de grote flanklijnen zijn dan grote langgerekte letters te herkennen. Van links naar rechts:
ik kan h
En, aan de rechterkant:
ter
En daartussen dus:
et niet gro
Dat levert tezamen deze verzuchting op:
ik kan het niet groter
Het zou een verzuchting van Van Geel kunnen zijn, de dichter en tekenaar van het kleine leven, op miniatuurformaat. Vergelijk deze regels uit zijn gedicht ‘Portret’: “Alleen op stijve vellen kan hij tekenen / in minuskulen en op klein formaat.”
Maar het kan ook een verzuchting van het kleine dier zelf zijn. Hier spreekt de amoebeachtige die wanhopig poogt zich groot te maken, om erbij te horen. Hij is een klein zakdiertje op pootjes, dat zich opblaast als een ballon, tot luchtballongrootte, maar toch het formaat van de correspondentiekaart niet weet te overstijgen. “Ik kan het niet groter” zegt het arme zeppelinvogeltje.
(Bewerking van ‘Zeppelinvogel’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Zesde supplement’, Tirade 395, september 2002)
ik kan h
En, aan de rechterkant:
ter
En daartussen dus:
et niet gro
Dat levert tezamen deze verzuchting op:
ik kan het niet groter
Het zou een verzuchting van Van Geel kunnen zijn, de dichter en tekenaar van het kleine leven, op miniatuurformaat. Vergelijk deze regels uit zijn gedicht ‘Portret’: “Alleen op stijve vellen kan hij tekenen / in minuskulen en op klein formaat.”
Maar het kan ook een verzuchting van het kleine dier zelf zijn. Hier spreekt de amoebeachtige die wanhopig poogt zich groot te maken, om erbij te horen. Hij is een klein zakdiertje op pootjes, dat zich opblaast als een ballon, tot luchtballongrootte, maar toch het formaat van de correspondentiekaart niet weet te overstijgen. “Ik kan het niet groter” zegt het arme zeppelinvogeltje.
(Bewerking van ‘Zeppelinvogel’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Zesde supplement’, Tirade 395, september 2002)


Reacties
Een reactie posten