Doorgaan naar hoofdcontent

Wichman

.
Dit is een kort tekstje van Chris van Geel, verschenen in Barbarber in juli 1970:

       ERICH WICHMAN

       Aan een cafétafeltje, tijdens een gesprek, tikte Erich Wichman met de omgebogen
       punten van een nagelschaartje soms tegen zijn glazen oog.

Erich Wichmann leefde van 1890 tot 1929. Sinds 1910 schreef hij zijn naam als Wichman, en sprak hij zijn naam uit met een korte i. Hij was, behalve beeldend kunstenaar, schrijver, publicist en protofascist, vooral “een ongeleid projectiel”. Hij was een man met een enorme dadendrang en met een enorm talent om vriendschappen, en ook zichzelf, te gronde te richten, zo las ik in een artikel van Atte Jongstra (NRC Handelsblad, 1 oktober 1999) over Geest, koolzuur en zijk, een uitgave van Wichmans brieven. “Hij vocht al van jongs af aan, waarbij hij gewrichten verstuikte of botten brak.” Verder verstond hij “als geen ander de kunst van honger te verrekken (hij schept herhaaldelijk op in geen drie weken iets te hebben gegeten)”. En daar verscheen ook zijn glazen oog: “Bij scheikundeproefjes (...) verloor hij als kind een oog.”
       Het is de vraag of deze verklaring klopt. Wichmans moeder zou indertijd het scheikundig experiment als oorzaak hebben aangewezen, maar er zijn ook aanwijzingen dat de jonge Wichman leed aan groene staar. Dat zou in 1901 snel operatief ingrijpen noodzakelijk hebben gemaakt, zo wordt gemeld in zijn biografie op de website van het Huygens Instituut. “De jongere zoon, Erich, werd als kind door moeder en zuster grondig verwend, want hij was ziekelijk en zou in 1901 bij een operatie aan groene staar zijn rechteroog verliezen.”
       Daar is nog een andere anekdote te vinden die Van Geel ook wel zou hebben bevallen:

“zo wierp hij bij het zwemmen zijn glazen oog in het water om het door zijn graag griezelende schoolmakkers te laten opduiken.”

(Bewerking van ‘Wichman, Erich’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Eerste supplement’, Tirade 383, maart 2000)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...