Doorgaan naar hoofdcontent

Lidloos

.
In de gedichten van Chris van Geel komen veel bomen voor. ‘Gekapt perceel’ is er een voorbeeld van. Het verscheen voor het eerst in Tirade, in mei 1968; later werd het opgenomen in de bundel Het Zinrijk (1971). Het beschrijft de aanblik van een stuk bos waarin bomen zijn gekapt. Er is een open plek overgebleven. Nu steken alleen de stronken, de “puntige sporen”, van de bomen nog omhoog:

       GEKAPT PERCEEL

       Blauw licht daalt in de open
       plek over puntige sporen
       van het gekapte bos,
       doopt ogen, wit, lidloos,
       die met één bijlslag zijn geboren.

       Wat starend op de bok
       zijn hout de zaag aanbiedt
       schoot kronkelend dooreen
       in kronen en in stam,
       de bomen van hun stuk gebracht.

Het biedt een wat triestige aanblik, zo’n plek vol gevelde bomen. Alsof je langs een slagveld loopt, of langs een begraafplaats, waar de grafstenen omhoogsteken, ter herinnering aan de begraven doden. De bomen zijn gekapt, neergehaald “met één bijlslag”, en liggen er voor dood bij.
       Dan is een woord als “geboren” (in regel 5) wel verrassend. Door de kap zijn “ogen” ontstaan. Het is een beeld voor de met één bijlslag doormidden geslagen boomstammen die nu voor het eerst hun kwetsbare binnenste laten zien: het witte hout, rond, met een kern in het midden en een dun laagje schors aan de buitenkant. Het is een groot rond wit oog dat de wereld in kijkt, “lidloos”, zonder oogleden.
       Bij het beeld van een pasgeborene past het beeld van doop. De ogen worden niet met water gedoopt, maar met licht, waarvan de kleur (blauw) wel aan water doet denken.
       De met een oog vergeleken boomstam kan alleen nog maar star voor zich uit kijken, als iemand die in shock is. Hij wordt “starend” op de bok gelegd. De bok is de zaagbok, de “schraagvormige stelling” (Van Dale) waarop het te zagen hout wordt geplaatst voordat het zagen begint. De formulering van Van Geel is opnieuw verrassend. Het is hier niet de houthakker die de boomstam op de bok legt, maar omgekeerd: het is de boom die zijn hout aan de zaag aanbiedt. Het klinkt als een waardige geste, de laatste waardigheid die iemand nog kan uitdragen voordat hij sterft. Bij de boom die zijn hout aanbiedt is het moeilijk om niet te denken aan een ter dood veroordeelde die starend, met een lege blik in de ogen, op het schavot verschijnt en vervolgens, voorovergebogen, zijn hoofd aan de beul aanbiedt.
       Het is altijd een aangrijpend gezicht: een boom met een volle kroon die wordt neergehaald, een boom die zich ruisend neerlaat, een boom die als het ware in elkaar zakt – van zijn stuk gebracht. Tot en met de zevende regel is de toon van Van Geel afstandelijk en beschrijvend. De ware emotie zit in de slotregels: in een woord als “kronkelen”, in het beeld van de siddering die door de boom trekt op het moment dat de bijl aan de stam wordt gelegd, in het besef van zijn naderende val.

Reacties

  1. Bomen zijn ook levende wezens.
    De treurnis van een boom wordt hier treffend verwoord,
    niet alleen door een mens
    maar door als het ware de boom zélf.

    Het gedicht roept op tot bewustwoding, bewustzijn.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...