Doorgaan naar hoofdcontent

Armoede

.
Chris van Geel leidde een leven buiten de gewone maatschappij, als dichter en beeldend kunstenaar. Dat was een bewuste keuze, kun je zeggen. Je kunt ook zeggen dat hij, met zijn karakter, niet anders kon. Hij wist dat hij er vermoedelijk niet rijk mee zou worden. Hij moest zijn leven lang lenen, en leuren bij instanties.
       Zie bijvoorbeeld zijn briefwisseling met het Stichting Pape-fonds. Op 5 maart 1965 schrijft hij de stichting dat hij in grote armoede heeft geleefd, en nog steeds leeft. Gelukkig kan hij melden dat hij al die tijd niet heeft stilgezeten. Binnenkort zal er een tweede bundel van zijn hand verschijnen, met ruim tweehonderd gedichten uit de jaren 1958-1965. (In de praktijk zou hij, zoals zo vaak, zijn bundelplannen daarna toch weer wijzigen; die tweede bundel zou uiteindelijk pas eind 1967 verschijnen.)
       Verder schrijft hij dat hij binnenkort een tentoonstelling in Brussel wil verwezenlijken, “waarvoor ik al lang ben uitgenodigd”. (Van die tentoonstelling is niets gekomen.)
       Hij noemt de namen van enkele personen bij wie eventueel referenties kunnen worden ingewonnen: W.Gs. Hellinga, Willem Sandberg, Huyck van Leeuwen, Adriaan Roland Holst, S. Vestdijk, Joop Goudsblom en J.P. Guépin. Wellicht ten overvloede wijst Van Geel de stichting erop, met Reviaanse wijsheid: “in het algemeen is alles duurder geworden.”
       De kern van zijn verzoek vat hij samen in deze weloverwogen zin, gesteld in een bepaaldelijk weloverwogen stijl, op het verhevene af – een stijl waarin hij, als het echt moest, wist uit te blinken: “Ik hoop en vertrouw dat u mijn keuze voor ander dan geldelijk gewin te leven – waaraan mijnerzijds het offer van de armoede gebracht wordt – weet te waarderen en mij wilt helpen een precaire financiële impasse te overbruggen.”
       Er zijn in het Archief Van Geel geen aanwijzingen te vinden dat het Stichting Pape-fonds op zijn verzoek is ingegaan.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...