.
Het aardige van Chris van Geel was dat hij zo openlijk en onmiskenbaar onaardig kon zijn.
Hij had de gewoonte om na het ontwaken (niet erg vroeg) meteen aan de slag te gaan: gedichten schrijven (veel, wel bijna allemaal kort), brieven schrijven (veel, vaak lang), lezen (veel, van alles en nog wat). Hij was dan nog niet of nauwelijks aangekleed – en dat kon zo de hele dag duren. Pas tegen het eind van de middag, als de brieven de deur uit moesten, ging hij zich wassen en aankleden.
Het kwam wel eens voor, niet vaak, dat er overdag aangebeld werd – “tot enorme schrik van ons beiden”, schreef Elly de Waard later, in haar portret van Van Geel. “Wij dachten altijd dat het wel een deurwaarder of zo iemand zou zijn.” Van Geel had de sterke gewoonte om zich dan niet alsnog heel snel aan te kleden, maar om juist bloot, of bijna bloot, “alleen met een handdoek om”, open te doen, “om het altijd ongewenste bezoek af te schrikken.” Dat werkte heel goed.
Bezoek van vrienden of kennissen was wel welkom, maar moest ook weer niet al te lang duren. Elly de Waard: “’s Zomers werd het isolement doorbroken doordat het zomerhuis [een apart klein tuinhuis, GM] werd verhuurd, meest aan vrienden of kennissen, of doordat vrienden zomaar eens op bezoek kwamen. Gebeurtenissen waar hij altijd gemengde gevoelens over had. Aan de ene kant vond hij het leuk, aan de andere kant bracht bezoek hem in de war en vond hij dat het hem van zijn werk afhield.”
Als Van Geel er genoeg van had, zette hij de techniek van het ‘walmen’ in: zitten zwijgen, in diep misprijzen. De term was van hemzelf. Thérèse Cornips beschreef in haar herinneringen hoe hij eens een heel gezelschap, dat gekomen was om Cornips’ verjaardag te vieren, op deze manier had weggekeken. “Het walmen vulde de hele kamer. Ik kon er niets tegen doen. Het was erg effectief. Dat heette ‘wegwalmen’. De stemming raakte grondig bedorven en toen stapten de mensen op.”
Van Geel zag zijn bezoek graag weer vertrekken. Dit is een tekstje uit Barbarber 87, december 1971:
OPLUCHTING
Men verwent de vertrekkende, geeft hem padkost mee en een rolletje pepermunt uit
Het aardige van Chris van Geel was dat hij zo openlijk en onmiskenbaar onaardig kon zijn.
Hij had de gewoonte om na het ontwaken (niet erg vroeg) meteen aan de slag te gaan: gedichten schrijven (veel, wel bijna allemaal kort), brieven schrijven (veel, vaak lang), lezen (veel, van alles en nog wat). Hij was dan nog niet of nauwelijks aangekleed – en dat kon zo de hele dag duren. Pas tegen het eind van de middag, als de brieven de deur uit moesten, ging hij zich wassen en aankleden.
Het kwam wel eens voor, niet vaak, dat er overdag aangebeld werd – “tot enorme schrik van ons beiden”, schreef Elly de Waard later, in haar portret van Van Geel. “Wij dachten altijd dat het wel een deurwaarder of zo iemand zou zijn.” Van Geel had de sterke gewoonte om zich dan niet alsnog heel snel aan te kleden, maar om juist bloot, of bijna bloot, “alleen met een handdoek om”, open te doen, “om het altijd ongewenste bezoek af te schrikken.” Dat werkte heel goed.
Bezoek van vrienden of kennissen was wel welkom, maar moest ook weer niet al te lang duren. Elly de Waard: “’s Zomers werd het isolement doorbroken doordat het zomerhuis [een apart klein tuinhuis, GM] werd verhuurd, meest aan vrienden of kennissen, of doordat vrienden zomaar eens op bezoek kwamen. Gebeurtenissen waar hij altijd gemengde gevoelens over had. Aan de ene kant vond hij het leuk, aan de andere kant bracht bezoek hem in de war en vond hij dat het hem van zijn werk afhield.”
Als Van Geel er genoeg van had, zette hij de techniek van het ‘walmen’ in: zitten zwijgen, in diep misprijzen. De term was van hemzelf. Thérèse Cornips beschreef in haar herinneringen hoe hij eens een heel gezelschap, dat gekomen was om Cornips’ verjaardag te vieren, op deze manier had weggekeken. “Het walmen vulde de hele kamer. Ik kon er niets tegen doen. Het was erg effectief. Dat heette ‘wegwalmen’. De stemming raakte grondig bedorven en toen stapten de mensen op.”
Van Geel zag zijn bezoek graag weer vertrekken. Dit is een tekstje uit Barbarber 87, december 1971:
OPLUCHTING
Men verwent de vertrekkende, geeft hem padkost mee en een rolletje pepermunt uit
louter opluchting.
Men doet vriendelijk tegen de vertrekkende gast, men verzorgt hem goed, men wenst hem het allerbeste, natuurlijk, maar lang niet altijd uit aardigheid of beleefdheid – het is vooral “uit louter opluchting”.
*
‘Padkost’ is kost die men meegeeft aan iemand die op pad gaat. Letterlijk: ‘reis-voedsel’. Het woord ‘padkost’ (niet te verwarren met ‘podcast’) komt in het Nederlands niet vaak voor. In het Afrikaans wel. Wikipedia:
“Padkos verwys na peuselhappies wat mense saam met hul neem om te eet terwyl hulle reis, gewoonlik op ’n lang padreis.”
Het is een omschrijving waardoor je zin krijgt om meteen maar weer op te stappen, met in je ransel wat peuselhappies. Wat moeten we ons daarbij zoal voorstellen?
“Tipiese voorbeelde van padkos sluit in: hardgekookte eiers, toebroodjies, frikkadelle, hoenderboudjies, Weense worsies, slaptjips en koeldrank en gewoonlik ook koffie of tee in ’n fles.”
Wat zijn ‘slaptjips’? Het voert wat ver in dit verband, maar je wilt het toch wel graag weten:
“Slaptjips is diepgebraaide stafies aartappels wat ongeveer so lank soos ’n vinger is. Dit was oorspronklik ’n Belgiese spesialiteit (…)”.
• Slaptjips
Men doet vriendelijk tegen de vertrekkende gast, men verzorgt hem goed, men wenst hem het allerbeste, natuurlijk, maar lang niet altijd uit aardigheid of beleefdheid – het is vooral “uit louter opluchting”.
*
‘Padkost’ is kost die men meegeeft aan iemand die op pad gaat. Letterlijk: ‘reis-voedsel’. Het woord ‘padkost’ (niet te verwarren met ‘podcast’) komt in het Nederlands niet vaak voor. In het Afrikaans wel. Wikipedia:
“Padkos verwys na peuselhappies wat mense saam met hul neem om te eet terwyl hulle reis, gewoonlik op ’n lang padreis.”
Het is een omschrijving waardoor je zin krijgt om meteen maar weer op te stappen, met in je ransel wat peuselhappies. Wat moeten we ons daarbij zoal voorstellen?
“Tipiese voorbeelde van padkos sluit in: hardgekookte eiers, toebroodjies, frikkadelle, hoenderboudjies, Weense worsies, slaptjips en koeldrank en gewoonlik ook koffie of tee in ’n fles.”
Wat zijn ‘slaptjips’? Het voert wat ver in dit verband, maar je wilt het toch wel graag weten:
“Slaptjips is diepgebraaide stafies aartappels wat ongeveer so lank soos ’n vinger is. Dit was oorspronklik ’n Belgiese spesialiteit (…)”.
• Slaptjips

Reacties
Een reactie posten