Doorgaan naar hoofdcontent

Nachtwerker

.
Chr.J. van Geel liet in het telefoonboek achter zijn naam opnemen: “Na 12 u.” Bedoeld is, maar dat zal eventuele bellers wel duidelijk zijn geweest: na 12 uur ’s middags. Voor die tijd sliep de dichter, of was hij aan het werk, of beide, want voor de ware surrealistische dichter is slapen natuurlijk ook werken. Daarbij moest hij bij voorkeur niet gestoord worden.
       Op een vraag van G. Brands of hij zich op de vroege morgen al bezighield met poëzie, antwoordde Van Geel (in oktober 1972):

“Ja, juist dan. De laatste uren voor het naar bed gaan wordt in het beste geval gecreëerd en in de eerste uren na het opstaan wordt het gecreëerde kritisch bekeken. En alle werkzaamheden die daar verder mee te maken hebben vinden dan plaats. Dat wil dus zeggen dat die paar uur zo min mogelijk doorkruist zijn door huishoudelijke gebeurtenissen of menselijke ontmoetingen. Dat zijn de gunstigste factoren om tot iets te komen. Het gebeurt ook wel dat het creërende proces plaatsvindt vlak na het opstaan. Maar met vlak na het opstaan bedoel ik niet dat ik mij onderscheid van andere mensen; ik moet ook mijn koppie thee hebben en mijn sigaretje roken en even bijkomen van de verschrikkingen die aan mij voltrokken zijn. Maar inderdaad, dan zit ik al gauw met papier op mijn schoot.”

Voor alle zekerheid wilde Jan Hanlo de ijverige dichter zelfs tot halverwege de middag met rust laten. Toen hij in oktober en november 1968 bij Van Geel logeerde, in diens tuinhuis, schreef hij aan Leendert Stofbergen: “Ik ben te bereiken onder van Geels nr. 02209-716 (s.v.p. niet voor een uur of 2, 3 ’s middags bellen omdat v.G. een nachtwerker is en ik op dat punt niet al te veel verschil).”


(Bewerking van ‘Nachtwerker’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Zesde supplement’, Tirade, nummer 395, september 2000)


Reacties

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...