Doorgaan naar hoofdcontent

Van Dale

.
Voor de meeste dichters bestaat er, naast de eigen boeken, maar één ander boek: het woordenboek. Toen het huis van Chris van Geel was afgebrand, in februari 1972, kreeg hij van de gemeente eerst een kale nieuwbouwwoning toegewezen. De burgemeester, Lo de Ruiter, vroeg hem wat hij verder nog nodig had. Van Geel antwoordde: gordijnen, een schrijfmachine en een dikke Van Dale.
       De verbrande Van Dale van Van Geel, en de nieuwe Van Dale die hij kreeg, waren uitgaven die waren samengesteld door dr. Cornelis Kruyskamp (1911-1990). Hij was tussen 1961 (achtste druk) en 1976 (tiende druk) in zijn eentje de bewerker van het woordenboek. Kruyskamp was een groot taalgeleerde, precies en scherp en efficiënt in zijn omschrijvingen, maar af en toe ook wat eigenzinnig. “Zijn vreemdelingschap in deze wereld kwam ook tot uiting in enige subjectief gekleurde definities in Van Dale” schreef Hans Heestermans in zijn necrologie van Kruyskamp. Dit is er een voorbeeld van:

“kosmonaut, m. (-en), een ietwat hyperbolische benaming voor personen die een klein sprongetje in de kosmische ruimte doen door zich b.v. naar de maan of een planeet van ons zonnestelsel te laten schieten.”

Toen Chris van Geel lang en aandachtig naar het gedrag van een roodborst keek, en er een kort gedicht aan wijdde, moet hij ook even de dikke Van Dale erop hebben nageslagen. Daar vond hij geen ‘roodborst’, maar wel het ‘roodborstje’:

“roodborstje, o. (-s), welbekend vogeltje (Erithacus rubecula) uit de familie der lijsterachtigen, dat geheel Europa bewoont en ’s winters naar Noord-Afrika trekt; het is van boven ros-geelachtig en olijfgroen van kleur, borst en keel zijn rood”

Van Geel zal even hebben geglimlacht om het aandoenlijke begin van de omschrijving: “welbekend vogeltje”. Het klinkt vriendelijk, charmant en ook wel wat ouderwets, zoals de mensen vroegen spraken, met een wat nuffig stemmetje. Hij plaatste het, zo stel ik me voor, met een vrolijk gebaar meteen als titel boven zijn toch wat zakelijke roodborstnotitie:

       WELBEKEND VOGELTJE

       Geen vogel zo geschikt
       voor korte stukjes vliegen:
       roodborst die in een meter
       snel nog nuances legt.

Je zou het een epitheton ornans kunnen noemen. Dat is, volgens Kruyskamp in zijn eigen woordenboek, een “bijvoeglijk woord dat in vaste verbinding met een zelfstandig naamwoord, inzonderheid met een eigennaam gebruikt wordt tot kenschetsing of versiering”, zoals “de rozenving’rige Eoos” of “het snelvoetig hert”.
       In de latere drukken van Van Dale is het epitheton weggevallen. En de omschrijving is ook iets gewijzigd. Volgens de nieuwste inzichten is het roodborstje niet meer “ros-geelachtig” van boven, maar “bruinachtig”. En zijn borst en keel zijn niet langer “rood”, maar “oranjerood”. Ook het woordenboek legt in een kort bestek soms snel nog nuances.
       Voor de volledigheid vermeld ik nog even dat het gedichtje, mét titel, terug te vinden is op een muur in Den Bosch, op de hoek van de Postelstraat en het Uilenburgstraatje. Alle woorden van het gedicht zijn geschilderd in rozerood, op een grijze ondergrond. Behalve de eerste vier letters van het woord ‘roodborst’. ‘Rood’ is in blauw.


• Roodborstje door John Gerrard Keulemans

Reacties

  1. Kruyskamp was wel vaker "eigenzinnig". Over volleybal meldde hij in 1970 (9de druk): (...) balspel waarmee zelfs grotemensen zich wel vermaken (...). In latere drukken, waar Kruyskamp alleen als "medewerker" wordt genoemd, werd dat veranderd in een louter technische bechrijving van het spel - wat hij hoofdschuddend zal hebben gelezen.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...