Doorgaan naar hoofdcontent

Hypallage

.
Op een van zijn laatnachtelijke wandelingen door de polder bij Groet moet Chris van Geel drie slapende eenden hebben gewekt. Hij zag en hoorde hoe ze daarna paniekerig opvlogen:

       VROEGE POLDER

       Drie eenden vluchten in paniek,
       zij gillen van het kwaken –
       zwak ratelen zij bij het nemen van
       hun lage bochten na.

“Zij gillen van het kwaken”: dat is een nieuwe manier van zeggen, maar vermoedelijk zal iedere lezer zich er wel iets bij voor kunnen stellen. Het is een constructie van het type “gillen/gieren/brullen van het lachen/de pijn/angst”. Eenden kwaken, maar als ze opgejaagd worden en in paniek raken, gaan ze harder en hoger kwaken: ze gaan “gillen van het kwaken.”

Ze vliegen op, nemen een lage bocht en zijn weg. Het enige wat je dan nog hoort is het klepperen van hun vleugels, een geluid dat er als het ware nog achteraan komt. Zij “ratelen na” – zoals een motor die is afgezet nog een tijdje naratelt voordat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen.

Het metrum van dit gedichtje is een regelmatige afwisseling van onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen: “Drie éénden vlúchten ín paníek / zij gíllen ván het kwáken”, maar in de derde regel gaat het helemaal mis. Daar rammelt het aan alle kanten. Ik kan me voorstellen dat Van Geel dat doelbewust heeft gedaan: om het rammelen, het in paniek wegvluchten van de eenden tot uitdrukking te laten komen. Daarna, in de vierde regel, wordt het ritme weer regelmatig: “hun láge bóchten ná”.

Er is ook nog iets bijzonders met de titel. Welbeschouwd is de polder niet vroeg – hij wordt alleen maar op een vroeg moment bezocht. ‘Vroege polder’ is zoiets als ‘een luie stoel’, ‘een warme bakker’, ‘een blote jurk’, ‘een lopend buffet’. Wij, letterkundici, willen dan graag even opmerken dat wij hier spreken van een hypallage. Letterlijk: ‘verwisseling’. Het bijvoeglijk naamwoord ‘vroeg’ zegt iets over het tijdstip, maar is hier verwisseld met de plaats (‘polder’). De hypallage wordt ook wel enallage genoemd, voegen sommige letterkundici er dan nog graag aan toe.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...