Doorgaan naar hoofdcontent

Loopmuis

.
LOOPMUIS Gedichten zijn er niet voor bedoeld, maar ze geven er wel vaak aanleiding toe: stilstaan bij alledaagse woorden en hun betekenissen. Het was bij het lezen van een gedicht van Martin Reints, waarin “iemand ter bevordering van zijn conditie sjokt op loopschoenen van een bekend merk”, dat ik voor het eerst nadacht over het merkwaardige woord ‘loopschoen’. Wonderlijk pleonasme, van het type ‘knipschaar’ of ‘eetlepel’. Elke schoen is nu eenmaal een loopschoen. Het heeft een specifieke betekenis die door het algemene voorvoegsel loop- nu juist niet wordt uitgedrukt: een loopschoen is een hárdloopschoen.
       Dit is een gedicht van Chris van Geel, uit zijn bundel Enkele gedichten (1973):

       LOOPMUIS

       Niet eenzamer, maar even eenzaam,
       welk huis hij kiest of welke plaats,
       zijn poten laten hem niet los,
       hij loopt, soms eet hij uit zijn poot,
       hij loopt,
       tot hij zijn graf haalt, inderhaast.

Ik moet het al heel wat keren gelezen hebben voordat ik stilstond bij de titel ervan: ‘loopmuis’. Het zou heel goed een bestaand woord kunnen zijn. Een lóópmuis, ter onderscheiding van bijvoorbeeld de huismuis, de woelmuis en de watermuis. Het voorvoegsel loop- was, voorzover ik wist, in de biologie ook buiten het muizenwereldje niet ongewoon. Zie bijvoorbeeld de loopkever: benaming voor een “kever uit de familie Carabidae, met lange poten waarmee hij zich snel kan voortbewegen” (Van Dale). De loopeend: “soort van eend die geen zwemwater nodig heeft” (Van Dale). En meer in het algemeen de loopvogel, ter onderscheiding van de zwem- en de vliegvogel.
       Toch bleek de loopmuis in geen enkel naslagwerk voor te komen. Het moest wel een woord van eigen vinding zijn, in zekere zin pleonastisch (want elke muis loopt), maar door de dichter bedacht om het nijvere, nerveuze, nooit aflatende getrippel en gescharrel van een muis, ongeacht het type, te accentueren.
       Waarom loopt een muis zoveel? Hij probeert zijn eenzaamheid te ontlopen, zo suggereren de eerste twee regels. Maar waar hij zich ook vestigt, hij blijft overal even eenzaam, met weer nieuw geloop tot gevolg. Zijn lopen is om zo te zeggen zijn lot, hij is het slachtoffer van zijn poten, zo valt in de mooie derde regel te lezen: “zijn poten laten hem niet los”, alsof niet de muis de bezitter van zijn eigen vier pootjes is, maar omgekeerd. Soms gebruikt hij ze even om te eten, maar daarvoor en daarna moet hij weer lopen: dat wordt alleen al door de herhaling en de volgorde van de mededelingen in de vierde en de vijfde regel uitgedrukt. Zo ontstaat het droevige beeld van een willoze reiziger, niet wetend wat hem voortdrijft, altijd eenzaam, altijd haastig op weg naar een belangrijke afspraak, waar hij niet te laat mag komen: zijn graf.
       Leven is lopen, zo kan de levensbeschouwing van dit kleine beestje wel worden samengevat. Met als logisch gevolg: pas als hij niet meer loopt, is er geen leven meer. “Met zijn poten omhoog liggen” is een uitdrukking voor “dood op zijn rug liggen.” Zo zijn er, door de grote nadruk op het lopen in dit korte gedicht, nog wel meer woorden en zegswijzen die zich vanzelf aandienen: de muis loopt voor zijn leven, hij loopt zich de benen uit het lijf, dat is in het kort zijn levensloop.
       En dan wordt dit gedicht over de loopmuis vanzelf een embleem: zo is iedere muis, ieder dier, ieder mens. “Niet eenzamer, maar even eenzaam”, willoos, haastig op weg naar het einde.


(Bewerking van ‘Loopmuis’, Onze Taal, juli-augustus 1997)


Muis door Frank de Ruwe (aka Streetart Frankey)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...