.
Dit is een tekst van Chris van Geel, in december 1971 verschenen in het tijdschrift Barbarber:
VRIJGEZEL
Van mooi gevonden muziek geen plaat willen hebben
Had Van Geel hier één bepaalde vrijgezel op het oog, eentje met een eigenaardige gewoonte? Of gold zijn bewering min of meer voor alle vrijgezellen? Dan was het een gemeenplaats, een kant en klare mening, van het soort dat Gustave Flaubert zo’n honderdvijftig jaar geleden verzamelde in zijn Dictionnaire des idées reçues, zijn Woordenboek van pasklare ideeën. Over de vrijgezel noteerde hij (vertaling Hans van Pinxteren):
VRIJGEZELLEN – Leiden een liederlijk bestaan en zijn egoïstisch. Hun kamer is
altijd één grote bende. Het stinkt er naar tabak en er hangen pornografische platen
aan de muur. Ze zouden meer belasting moeten betalen. Gaan een trieste
oude dag tegemoet.
Zo’n gemeenplaats zou Van Geels vrijgezellenobservatie ook kunnen zijn. Zo zijn ze, vrijgezellen: willen van mooi gevonden muziek geen plaat hebben.
Maar waarom niet? Ik wist het niet*. Misschien ligt de verklaring voor Van Geels bewering in een analogie. Raymond Noë wees mij daarop. Zoals een vrijgezel met muziek omgaat, zo gaat hij ook met vrouwen om – dat is de achterliggende, onuitgesproken gedachte. De vrijgezel houdt van (mooie of mooi gevonden) vrouwen, maar “hij wil er geen plaat van”. Dat is: hij wil er niet aan vast zitten.
* Zie ook: ‘Vrijgezellenpoëzie’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Zevende supplement’, Tirade, nummer 397, december 2002.
Dit is een tekst van Chris van Geel, in december 1971 verschenen in het tijdschrift Barbarber:
VRIJGEZEL
Van mooi gevonden muziek geen plaat willen hebben
Had Van Geel hier één bepaalde vrijgezel op het oog, eentje met een eigenaardige gewoonte? Of gold zijn bewering min of meer voor alle vrijgezellen? Dan was het een gemeenplaats, een kant en klare mening, van het soort dat Gustave Flaubert zo’n honderdvijftig jaar geleden verzamelde in zijn Dictionnaire des idées reçues, zijn Woordenboek van pasklare ideeën. Over de vrijgezel noteerde hij (vertaling Hans van Pinxteren):
VRIJGEZELLEN – Leiden een liederlijk bestaan en zijn egoïstisch. Hun kamer is
altijd één grote bende. Het stinkt er naar tabak en er hangen pornografische platen
aan de muur. Ze zouden meer belasting moeten betalen. Gaan een trieste
oude dag tegemoet.
Zo’n gemeenplaats zou Van Geels vrijgezellenobservatie ook kunnen zijn. Zo zijn ze, vrijgezellen: willen van mooi gevonden muziek geen plaat hebben.
Maar waarom niet? Ik wist het niet*. Misschien ligt de verklaring voor Van Geels bewering in een analogie. Raymond Noë wees mij daarop. Zoals een vrijgezel met muziek omgaat, zo gaat hij ook met vrouwen om – dat is de achterliggende, onuitgesproken gedachte. De vrijgezel houdt van (mooie of mooi gevonden) vrouwen, maar “hij wil er geen plaat van”. Dat is: hij wil er niet aan vast zitten.
* Zie ook: ‘Vrijgezellenpoëzie’, in ‘Het Van Geel Alfabet. Zevende supplement’, Tirade, nummer 397, december 2002.
Reacties
Een reactie posten