.
De avond valt. De zon gaat langzaam onder. En het wordt langzaam stil in het bos rondom Het Vogelwater, het huis in de duinen bij Castricum waar Chris van Geel ergens in 1973 dit korte gedicht schreef:
AVOND
Met duizend takken buiten
alleen met avond, met
wat koert, vergaat op blad
na blad het licht dat dooft.
In strijklicht hangt, in zwijgen
wat door de takken schoof,
het druk vervoer van stilte.
Het is een heel stemmig en verstild vers – de sfeer van een ‘Abendstimmung’, ‘Eine kleine Nachtmusik’, en van ‘Wanderers Nachtlied’ van Goethe, beter bekend als ‘Über allen Gipfeln’, naar de eerste regel ervan. In de vertaling van Peter Verstegen:
OVER ’T GEBERGTE
Rust ligt over
’t gebergte, in ’t
hoge lover
geen zuchtje wind;
de vogels zijn stil in het woud.
Wacht maar, nog even,
dan wordt ook jou
rust gegeven.
In de impressie van Van Geel laten eerst nog wat duiven van zich horen (het koeren in regel 3), maar die vallen langzaam stil als ook het licht langzaam stilvalt (“vergaat”, “dooft”).
Er valt dan niets meer te horen. Geen gekoer, geen geschuifel door de takken. Misschien beweegt er nog van alles, maar daar hebben wij geen weet van. Wij zien en horen alleen dit: “een druk vervoer van stilte”. De verrassing van het gedicht zit in die grappige slotformulering, in de paradoxale tegenstelling tussen “druk” en “stilte”.
‘Avond’ zou opgenomen worden in de bundel Vluchtige verhuizing waar Van Geel in 1973 aan werkte. Tegelijk werkte hij toen ook aan een bundeling van zijn diergedichten: Dierenalfabet. In een van de gedichten daaruit gebruikte hij zijn vondst opnieuw:
MUG OP PAD
Wind tilt zich nauwlijks nat
over de vijver om
op druk vervoer van stilte
de kamer te bereiken.
Mug, fijntjes op zijn bloot
gestel, hangt in de lucht,
in zwijgen op de been
waar niets te eten is.
Beide bundels waren nog niet helemaal klaar toen Van Geel stierf, op 8 maart 1974. Beide bundels werden postuum uitgegeven. Dat Van Geel dezelfde vondst niet twee keer zou hebben gebruikt staat wel vast. Uit zijn aantekeningen bij vergelijkbare gevallen blijkt dat hij dit soort doublures wilde vermijden.
Welke van de twee stiltevervoeren zou hij hebben laten vallen? Dat zullen we nooit weten.
De avond valt. De zon gaat langzaam onder. En het wordt langzaam stil in het bos rondom Het Vogelwater, het huis in de duinen bij Castricum waar Chris van Geel ergens in 1973 dit korte gedicht schreef:
AVOND
Met duizend takken buiten
alleen met avond, met
wat koert, vergaat op blad
na blad het licht dat dooft.
In strijklicht hangt, in zwijgen
wat door de takken schoof,
het druk vervoer van stilte.
Het is een heel stemmig en verstild vers – de sfeer van een ‘Abendstimmung’, ‘Eine kleine Nachtmusik’, en van ‘Wanderers Nachtlied’ van Goethe, beter bekend als ‘Über allen Gipfeln’, naar de eerste regel ervan. In de vertaling van Peter Verstegen:
OVER ’T GEBERGTE
Rust ligt over
’t gebergte, in ’t
hoge lover
geen zuchtje wind;
de vogels zijn stil in het woud.
Wacht maar, nog even,
dan wordt ook jou
rust gegeven.
In de impressie van Van Geel laten eerst nog wat duiven van zich horen (het koeren in regel 3), maar die vallen langzaam stil als ook het licht langzaam stilvalt (“vergaat”, “dooft”).
Er valt dan niets meer te horen. Geen gekoer, geen geschuifel door de takken. Misschien beweegt er nog van alles, maar daar hebben wij geen weet van. Wij zien en horen alleen dit: “een druk vervoer van stilte”. De verrassing van het gedicht zit in die grappige slotformulering, in de paradoxale tegenstelling tussen “druk” en “stilte”.
‘Avond’ zou opgenomen worden in de bundel Vluchtige verhuizing waar Van Geel in 1973 aan werkte. Tegelijk werkte hij toen ook aan een bundeling van zijn diergedichten: Dierenalfabet. In een van de gedichten daaruit gebruikte hij zijn vondst opnieuw:
MUG OP PAD
Wind tilt zich nauwlijks nat
over de vijver om
op druk vervoer van stilte
de kamer te bereiken.
Mug, fijntjes op zijn bloot
gestel, hangt in de lucht,
in zwijgen op de been
waar niets te eten is.
Beide bundels waren nog niet helemaal klaar toen Van Geel stierf, op 8 maart 1974. Beide bundels werden postuum uitgegeven. Dat Van Geel dezelfde vondst niet twee keer zou hebben gebruikt staat wel vast. Uit zijn aantekeningen bij vergelijkbare gevallen blijkt dat hij dit soort doublures wilde vermijden.
Welke van de twee stiltevervoeren zou hij hebben laten vallen? Dat zullen we nooit weten.
Reacties
Een reactie posten