Doorgaan naar hoofdcontent

Stadsmensen

.
Chris van Geel is niet de dichter van het grote gebaar, – eerder de dichter van het kleine formaat. “Alleen op stijve vellen kan hij tekenen / in minuskulen en op klein formaat” zegt hij over zichzelf, in het gedicht ‘Portret’. Er zit ook wel iets benauwds en krampachtigs in die keuze, daar is hij zich wel van bewust. Het lukt “alleen op stijve vellen”. Je hoeft geen psycholoog te zijn om te begrijpen dat de dichter met die voorkeur verwijst naar zijn geestelijke stijfheid. Hij tekent niet lekker losjes op soepele velletjes, niet met zwierige halen, maar star en stram, nauwgezet en precies. “Hij is een man die met een hamer / de kiezelstenen in zijn tuinpad slaat.”
       De aandacht voor het kleine, en het allerkleinste, blijkt bijvoorbeeld uit zijn gedicht over een in het nauw geraakte vlinder. Hij ziet een ‘kapel’ (oud, regionaal woord voor ‘vlinder’) die in een spinnenweb is beland en, gehinderd door het spinrag, niet meer kan vliegen. Van Geel probeert de fragiele pootjes van de fragiele vlinder van het fragiele spinrag te ontdoen, maar dat lukt niet helemaal. Zie voor de afloop van dit avontuur het lemma ‘Kapel’ in dit alfabet (toegevoegd op 16 juni 2025).
       Van eenzelfde aandacht voor het kleine en fragiele getuigt Van Geels poging om een herfstdraad van dauw te ontdoen. De herinnering daaraan komt boven in een interview met G. Brands, in oktober 1972 (‘Poëzie is de wensdroom van de stotteraar’). Aan het eind van het gesprek, diep in de nacht, daalt er vanaf het plafond een kleine spin tussen hen in, ziet Brands:

“Een centimeter of dertig boven de vloer blijft het beest even aan zijn draad bengelen, bedenkt zich blijkbaar, en klimt snel weer omhoog. We kijken zwijgend naar de spin, tot Van Geel zegt: ‘Ik heb eens over een herfstdraad, die bedauwd was, een gedicht gemaakt. Daarin staat dat ik die draad schoonwrijf tussen duim en wijsvinger zonder dat-ie breekt. Maar wat mij nou verbaast is, dat mensen die ik dat gedicht laat lezen bij hoog en laag beweren, dat ik dat lieg. Dat kan niet, zeggen ze, die draad breekt. Nou ja, hoe moet je ze dat nou uitleggen? En dat zijn geen mensen die mij nou zo graag op een leugen betrappen, maar zij vinden het zó onaannemelijk dat zo’n dunne herfstdraad, van wel een meter lang hoor, zich van dauw laat schoonwrijven zonder te breken.
       Ik heb trouwens die dauw er helemaal niet afgewreven met het idee: ik zal jullie nou eens laten zien, dat die draad niet breekt. Ik veegde gewoon uit een speelse impuls die draad schoon. En in dat gedicht heeft het ook maar een zijdelingse functie. Dat komt omdat stadsmensen gewoon nooit een herfstdraad van een meter lang tussen duim en vinger van dauw hebben ontdaan.’”


Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...