Doorgaan naar hoofdcontent

Kapel

.
‘Kapel’ is een ander woord voor ‘vlinder’. Het was vooral in West-Nederland in gebruik, maar het is daar inmiddels vrijwel geheel verdwenen. Chris van Geel beschrijft in zijn debuutbundel Spinroc en andere verzen (1958) hoe hij heel voorzichtig probeerde een vlinder die in een spinnenweb was beland te ontdoen van het spinrag, om haar zo te kunnen laten vliegen:

       KAPEL

       Ik wou de poten van een groene vlinder
       voorzichtig van het spinnerag ontdoen.
       Zonder geluid en schijnbaar zonder hinder
       vloog zij bevrijd de tuin in als een groen-
       e klaproos, met het rag en altijd blij.

       Twee pootjes in mijn hand – een kleine voet,
       een slanke kuit, lichter van kleur de dij.

Op ‘vlinder’ rijmt ‘hinder’. Maar wat rijmt er op ‘ontdoen’? Op dat punt in het gedicht, aan het eind van de vierde regel, besluit de dichter te kiezen voor ‘groen’, al heeft hij dat woord in de eerste regel ook al gebruikt. Maar hoe nu verder? Hij wil de vlinder die bevrijd de tuin in vliegt vergelijken met een klaproos. Dat is een toepasselijk beeld: een fladderende vlinder doet denken aan de in de wind fladderende blaadjes van een klaproos. Maar intussen zit hij wel vast aan die kleur groen. Aan het eind van de vierde en het begin van de vijfde regel hoor je hem dan ook even heel lang aarzelen: “als een groen-eeeeh…” – totdat hij door de nood gedwongen dan toch maar kiest voor zijn oorspronkelijke plan. Zo ontstaat het verrassende beeld van een groene klaproos – verrassend, omdat klaprozen juist bekend staan om hun felrode kleur.
       Uit het vervolg blijkt dat de dichter er toch niet in geslaagd is de vlinder van het spinrag te ontdoen, want zij vliegt, in de vijfde regel, “met het rag” de tuin in. Maar daar lijkt zij geen hinder meer van te ondervinden. Zij is, dat is het belangrijkste, bevrijd uit het web, en “altijd blij” – een begrijpelijke reactie, na zo’n miraculeuze ontsnapping.
       Maar even later, na de witregel, blijkt de jubelstemming toch iets te moeten worden getemperd. Daar wordt duidelijk dat deze blije vlinder nooit meer zal kunnen landen. Niet alleen heeft de dichter haar niet van het spinrag kunnen ontdoen – bij zijn goedbedoelde reddingspoging blijkt hij haar bovendien te hebben beroofd van haar twee pootjes. Voor dat besef zoekt hij een uitweg door zijn falen dan maar zo precies mogelijk te beschrijven, met veel aandacht voor details: “Twee pootjes in mijn hand – een kleine voet, / een slanke kuit, lichter van kleur de dij.”
       Misschien moet de ongelukkige splitsing van het rijmwoord “groen-e” in de vierde regel opgevat worden als een aankondiging: van de ongelukkige splitsing die de groene vlinder even later moet ondergaan.


(Bewerking van ‘Groene klaproos’ in ‘Het Van Geel Alfabet. Tweede supplement’, Tirade 384, mei 2000, en van een fragment uit ‘Oogrijm en onzichtbaar rijm’, in Ik ben een napraatpapegaai. Dertig kleine essays over poëzie, 1990)





Reacties

Populaire posts van deze blog

Krispijn

. De dichter Chr.J. van Geel was al 41 jaar oud toen hij, in 1958, debuteerde, met een dikke bundel: Spinroc en andere verzen , 148 pagina’s. In de jaren daarvoor had hij al veel gedichten geschreven, maar zonder daarvan iets te publiceren. Van Geel was erg kritisch op zichzelf, en onzeker – wat in dit geval vermoedelijk wel hetzelfde is. Hij kon erg goed twijfelen.        Zijn vriend Enno Endt en zijn levensgezel Thérèse Cornips stelden in 1955 daarom, zonder dat hij het wist, een strenge bloemlezing samen uit alle gedichten die zij op dat moment voorgelegd hadden gekregen: 78 gedichten die zij goed genoeg vonden voor publicatie en waarvan zij dachten dat Van Geel dat eigenlijk ook wel vond. Enno Endt schreef ze allemaal met de hand over in twee schoolschriften. De titel voor deze stiekem uitgekozen gedichten was Roofdruk , de vakterm voor een uitgave waarvan de auteur geen weet heeft. Ze legden de twee schriften voor aan enkele uitgevers, maar het k...

Gandhi

. In zijn column van afgelopen maandag op de opiniepagina van NRC haalde Stephan Sanders een gesprekje aan tussen een journalist en Mahatma Gandhi (1869-1948). Gandhi was, kort gezegd, de man die Brits-Indië voorging in de geweldloze bevrijding van de koloniale bezetter. In 1947 werd India onafhankelijk. Gandhi had zo zijn gedachten over de cultuur van de westerlingen, zoals blijkt uit dit korte gesprek:        – En wat denkt u van de westerse beschaving?        – Ik denk dat het een goed idee zou zijn. De kenner van het werk van Chr.J. van Geel zal dit citaat bekend voorkomen. In januari 1968 nam Barbarber deze tekst van hem op:        INTERVIEW MET GANDI        – Wat denkt u van de europese kultuur?        – Een goed idee. Van Geel zal het ergens in een krant of tijdschrift zijn tegengekomen en hij z...

Consi

. Chris van Geel (1917-1974) woonde tijdens de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, aan de Herengracht, hoek Amstel, even zijde, nummer 598. Natuurlijk had hij het moeilijk, zoals iedereen. Tijdens de Hongerwinter werd het ook voor hem steeds lastiger om nog aan voedsel te komen. Van Geel, al lang en dun van zichzelf, werd nu helemaal een broodmagere verschijning.        Eén keer in de week mocht hij komen eten bij de familie Heijdenrijk, bekend van de firma Heijdenrijk, de lijstenmakerij. De Heijdenrijks hadden een paar adressen waar hij ook af en toe kon aanschuiven. “Zo kwam ik de week wel door, zij het met moeite”, vertelde hij later aan G. Brands. Maar de nood was hoog. “Ten slotte betaalde ik ook 5 gulden voor een sigaret, een Consi, bij een portier op het Thorbeckeplein.”        Consi leek mij de naam van een Engels of Amerikaans sigarettenmerk. Het zuiden van Nederland was in het najaar van 1944 al bevrijd. Daa...