.
Dit vind ik een van de wonderlijkste regels uit het oeuvre van Chris van Geel:
Een bokje ben ik in de melk gevallen
Grieks, amulet
Het is het eenregelige motto voorin zijn bundel Dierenalfabet. Er hangt een zweem van tovertaal omheen: de bekoring van een raadselachtige uitspraak, de charme van een vreemde formule, de schoonheid van een duistere orakelspreuk. Mooi – maar ik weet nog steeds niet wat er nu precies staat en wat ermee bedoeld is.
Er is geen interpunctie. De woordvolgorde is ook vreemd. Een bokje dat in de melk is gevallen? Welke melk? Op het veld, in de stal of in de keuken? Beklaagt het bokje zijn lot, spreekt hij als het ware vanuit de pan terwijl hij bereid wordt, of is de bok een bofkont? Of is het alleen maar gek, of grappig?
Het is een vertaalde tekst, blijkbaar, uit het Grieks, blijkbaar, maar wat is de bron? Hoe oud, waar gevonden? En wat zou deze tekst op een amulet moeten? Meestal moet een amulet een gevaar voor de drager afweren, maar welk: een of andere bokkenziekte, een trap van een bokkenpoot, de vrees geofferd te worden?
Eerste bijgedachte, niet Grieks, maar Latijn. De klacht van de gebraden zwaan uit de middeleeuwse Carmina Burana, die gebraden en al toch nog blijkt te kunnen zingen en ons in een droevige monoloog vanaf de dis meedeelt: “nu lig ik in een schaaltje neer, en kan niet meer vliegen...”
Tweede bijgedachte, niet Grieks, maar joods. De joodse spijswet dat vlees en vleesproducten streng gescheiden dienen te zijn van melk en melkproducten, gebaseerd op het driemaal voorkomende Bijbelvers “Gij zult het bokje niet koken in de melk van zijn moeder” (Ex. 23:19 en 34:26, Deut. 14:21). Dan denkt de biograaf al gauw aan de moeizame relatie die Van Geel had met zijn moeder. Beklaagt hij zich hier over zijn eigen ongelukkige jeugd en de verstikkende invloed van zijn altijd vittende moeder? Misschien spreekt hier, voor de goede verstaander, de dichter Van Geel die zegt, bij monde van een bokje: ik ben verdronken in de moedermelk, dat is: mijn moeder heeft mij verdronken, verstikt, gesmoord?
Derde bijgedachte, niet Grieks, maar Nederlands. Vanwege de elementen ‘vallen’ en ‘zuivel’ moet ik ook denken aan de uitdrukking ‘met de neus in de boter vallen’. Het staat er niet, maar toch hoor ik het bokje het wel zeggen: “Een neus ben ik, in de boter gevallen.” Maar moet een neus daar blij mee zijn, of juist niet?
(Bewerking van ‘Bokje’ in ‘Het Van Geel Alfabet [eerste aflevering]’, Tirade 379, juni 1999)
• Amulet, Grieks
Dit vind ik een van de wonderlijkste regels uit het oeuvre van Chris van Geel:
Een bokje ben ik in de melk gevallen
Grieks, amulet
Het is het eenregelige motto voorin zijn bundel Dierenalfabet. Er hangt een zweem van tovertaal omheen: de bekoring van een raadselachtige uitspraak, de charme van een vreemde formule, de schoonheid van een duistere orakelspreuk. Mooi – maar ik weet nog steeds niet wat er nu precies staat en wat ermee bedoeld is.
Er is geen interpunctie. De woordvolgorde is ook vreemd. Een bokje dat in de melk is gevallen? Welke melk? Op het veld, in de stal of in de keuken? Beklaagt het bokje zijn lot, spreekt hij als het ware vanuit de pan terwijl hij bereid wordt, of is de bok een bofkont? Of is het alleen maar gek, of grappig?
Het is een vertaalde tekst, blijkbaar, uit het Grieks, blijkbaar, maar wat is de bron? Hoe oud, waar gevonden? En wat zou deze tekst op een amulet moeten? Meestal moet een amulet een gevaar voor de drager afweren, maar welk: een of andere bokkenziekte, een trap van een bokkenpoot, de vrees geofferd te worden?
Eerste bijgedachte, niet Grieks, maar Latijn. De klacht van de gebraden zwaan uit de middeleeuwse Carmina Burana, die gebraden en al toch nog blijkt te kunnen zingen en ons in een droevige monoloog vanaf de dis meedeelt: “nu lig ik in een schaaltje neer, en kan niet meer vliegen...”
Tweede bijgedachte, niet Grieks, maar joods. De joodse spijswet dat vlees en vleesproducten streng gescheiden dienen te zijn van melk en melkproducten, gebaseerd op het driemaal voorkomende Bijbelvers “Gij zult het bokje niet koken in de melk van zijn moeder” (Ex. 23:19 en 34:26, Deut. 14:21). Dan denkt de biograaf al gauw aan de moeizame relatie die Van Geel had met zijn moeder. Beklaagt hij zich hier over zijn eigen ongelukkige jeugd en de verstikkende invloed van zijn altijd vittende moeder? Misschien spreekt hier, voor de goede verstaander, de dichter Van Geel die zegt, bij monde van een bokje: ik ben verdronken in de moedermelk, dat is: mijn moeder heeft mij verdronken, verstikt, gesmoord?
Derde bijgedachte, niet Grieks, maar Nederlands. Vanwege de elementen ‘vallen’ en ‘zuivel’ moet ik ook denken aan de uitdrukking ‘met de neus in de boter vallen’. Het staat er niet, maar toch hoor ik het bokje het wel zeggen: “Een neus ben ik, in de boter gevallen.” Maar moet een neus daar blij mee zijn, of juist niet?
(Bewerking van ‘Bokje’ in ‘Het Van Geel Alfabet [eerste aflevering]’, Tirade 379, juni 1999)
• Amulet, Grieks
Reacties
Een reactie posten