.
In de nacht van 11 op 12 februari 1972 ging het huis van Chris van Geel en Elly de Waard in vlammen op. Van Geel en De Waard waren toen in Utrecht. Ze kregen een telefoontje, reisden meteen af en kwamen om drie uur ’s nachts in Groet aan. De brand was toen al geblust. Van Geel vertelde er later over:
“Alles was veranderd in een natte prut, maar stond nog wel op zijn eigen plaats. Ik herkende de boeken nog in hun verkoolde toestand. Op dat moment had ik de brandweer weg moeten jagen, maar ze zeiden dat er gevaar voor instorting was. Alsof er niet altijd gevaar voor instorting is! Dus trokken ze de muren om, waardoor alle verkoolde boeken werden verpulverd. Verkoolde boeken kan je weggooien, maar aan verkoolde manuscripten had ik nog wel iets gehad: van de dikke pakken papier waren alleen de randen verbrand.”
Er ging van alles verloren, maar toch bleek van de brieven, gedichten en tekeningen nog een verrassend groot deel gered te kunnen worden. “Door krachtdadig optreden van Hellinga stond de volgende dag al een busje voor de ruïne om de honderden pakken papier en tientallen dozen in veiligheid te brengen. De stinkende troep werd voorlopig geconserveerd en gesorteerd”, schreef J.P. Guépin in zijn ‘Levensbericht’.
Waar werd de stinkende troep naar toe gebracht? Om te beginnen naar Ceres, een enorm groot, hoog en plomp gebouw, midden in Amsterdam, op de hoek van de Nieuwe Prinsengracht en de Weesperstraat. Het was oorspronkelijk een meel- en broodfabriek, die sinds 1960 dienstdeed als dependance van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Ook de Gemeentelijke Archiefdienst maakte er gebruik van.
Daar lagen de meer of minder aangebrande pakken papier opgeslagen, in ieder geval tot in augustus 1972. Uit de herinneringen van Ser Prop weten we dat hij Van Geel en De Waard opzocht in Bergen, in hun tijdelijke woning in de Monnet Nes, van maandag 7 tot en met zaterdag 12 augustus 1972. In die week reed hij vrijwel dagelijks met Van Geel op en neer naar Amsterdam.
“Elke dag keerden we met een R4 vol dozen met (gedeeltelijk) verbrande, of als we geluk hadden (maar dat was zeldzaam) ongeschonden, papieren en boeken vanuit Ceres terug naar de Monnet Nes. Tijdens deze expedities kwamen ook de interieurtjes (kleine viltstiftschilderijtjes: tafeltje-lampje-stoeltje) tevoorschijn. Sommige nog gaaf, andere gedeeltelijk verbrand en weer andere met ten gevolge van het bluswater doorgelopen kleuren.”
Op zaterdag 12 augustus reed Prop weer terug naar Limburg. Een dag later meldde Van Geel per brief aan Prop: “De zondag doorgebracht met idylle-schepping: de interieurtjes in herstel genomen. De vloer ligt vol, als vanouds. Het lukt.”
Ceres was vanaf het midden van de jaren tachtig niet meer in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam. Het grote gebouw werd in 1988 afgebroken. Nu staan er kantoren en appartementen. Iets verderop, op Nieuwe Prinsengracht 39, herinnert een gevel met de namen “Ceres Nering Bögel” in grote reliëfletters nog aan het verre verleden. Hier nam de familie Nering Bögel in 1858 de stoommeel- en broodfabriek ‘Ceres’ over, en verbouwde die, in 1860, tot een mechanische broodfabriek. Ceres was de godin van de akkerbouw, in het bijzonder van het graan.
• Ceres, Amsterdam
In de nacht van 11 op 12 februari 1972 ging het huis van Chris van Geel en Elly de Waard in vlammen op. Van Geel en De Waard waren toen in Utrecht. Ze kregen een telefoontje, reisden meteen af en kwamen om drie uur ’s nachts in Groet aan. De brand was toen al geblust. Van Geel vertelde er later over:
“Alles was veranderd in een natte prut, maar stond nog wel op zijn eigen plaats. Ik herkende de boeken nog in hun verkoolde toestand. Op dat moment had ik de brandweer weg moeten jagen, maar ze zeiden dat er gevaar voor instorting was. Alsof er niet altijd gevaar voor instorting is! Dus trokken ze de muren om, waardoor alle verkoolde boeken werden verpulverd. Verkoolde boeken kan je weggooien, maar aan verkoolde manuscripten had ik nog wel iets gehad: van de dikke pakken papier waren alleen de randen verbrand.”
Er ging van alles verloren, maar toch bleek van de brieven, gedichten en tekeningen nog een verrassend groot deel gered te kunnen worden. “Door krachtdadig optreden van Hellinga stond de volgende dag al een busje voor de ruïne om de honderden pakken papier en tientallen dozen in veiligheid te brengen. De stinkende troep werd voorlopig geconserveerd en gesorteerd”, schreef J.P. Guépin in zijn ‘Levensbericht’.
Waar werd de stinkende troep naar toe gebracht? Om te beginnen naar Ceres, een enorm groot, hoog en plomp gebouw, midden in Amsterdam, op de hoek van de Nieuwe Prinsengracht en de Weesperstraat. Het was oorspronkelijk een meel- en broodfabriek, die sinds 1960 dienstdeed als dependance van de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Ook de Gemeentelijke Archiefdienst maakte er gebruik van.
Daar lagen de meer of minder aangebrande pakken papier opgeslagen, in ieder geval tot in augustus 1972. Uit de herinneringen van Ser Prop weten we dat hij Van Geel en De Waard opzocht in Bergen, in hun tijdelijke woning in de Monnet Nes, van maandag 7 tot en met zaterdag 12 augustus 1972. In die week reed hij vrijwel dagelijks met Van Geel op en neer naar Amsterdam.
“Elke dag keerden we met een R4 vol dozen met (gedeeltelijk) verbrande, of als we geluk hadden (maar dat was zeldzaam) ongeschonden, papieren en boeken vanuit Ceres terug naar de Monnet Nes. Tijdens deze expedities kwamen ook de interieurtjes (kleine viltstiftschilderijtjes: tafeltje-lampje-stoeltje) tevoorschijn. Sommige nog gaaf, andere gedeeltelijk verbrand en weer andere met ten gevolge van het bluswater doorgelopen kleuren.”
Op zaterdag 12 augustus reed Prop weer terug naar Limburg. Een dag later meldde Van Geel per brief aan Prop: “De zondag doorgebracht met idylle-schepping: de interieurtjes in herstel genomen. De vloer ligt vol, als vanouds. Het lukt.”
Ceres was vanaf het midden van de jaren tachtig niet meer in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam. Het grote gebouw werd in 1988 afgebroken. Nu staan er kantoren en appartementen. Iets verderop, op Nieuwe Prinsengracht 39, herinnert een gevel met de namen “Ceres Nering Bögel” in grote reliëfletters nog aan het verre verleden. Hier nam de familie Nering Bögel in 1858 de stoommeel- en broodfabriek ‘Ceres’ over, en verbouwde die, in 1860, tot een mechanische broodfabriek. Ceres was de godin van de akkerbouw, in het bijzonder van het graan.
• Ceres, Amsterdam
Reacties
Een reactie posten